Dat Europa zich snel heeft aangepast aan het wegvallen van zijn voornaamste gasleverancier mag op zich al een overwinning genoemd worden. Voor sommige landen blijft de toestand echter zorgwekkend gezien zij in grote mate afhankelijk zijn geworden van de Russische beer. De relatief milde herfst wiegt ons in slaap voor wat nog gaat komen en vooral voor wat nog dient te gebeuren.
Zorgwekkender zijn de indicaties dat Europa met een competitief nadeel lijkt te zitten de komende jaren qua energievoorziening ten opzichte van de voornaamste concurrenten buiten Europa. Landen als China, India maar ook de Verenigde Staten kunnen buigen op eigen grote fossiele voorraden van olie, gas en steenkool.
Dat deze landen toevallig ook bij de meest vervuilende zijn is dan ook geen toeval en de noodzaak voor verandering is daar nog groter als bij ons. Alleen nu even niet, na de Corona lockdown die trouwens in China nog steeds heerst zijn de meeste politici in overlevingsmodus geslagen en bij uitbreiding ook haar kiezers. Dat bezorgdheid voor klimaat vooral als een luxe probleem wordt ervaren komt vooral omdat we met de zorgen van vandaag bekommert zijn en veel minder om die van morgen.
De paradox is dat de verandering vooral moet komen van die landen die een veel te grote voetafdruk hebben en in relatieve overvloed leven en dat nog steeds het grootste deel van de mensheid hier veel minder een probleem is.
Het rijke Westen plus enkele grote landen in ontwikkeling zoals China, India, Rusland, Indonesië, etc. zijn samen goed voor zowat heel het klimaatprobleem, de vervuiling en dus ook verantwoordelijk voor de actie die hiervoor nodig is.
Voor Europa is de energiecrisis veroorzaakt door een oorlog in de buurt vooral een opportuniteit om nog sneller te stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen. Het is echter vooral ook een zaak om van alles veel minder te gaan verbruiken en dus geldt het motto van consuminderen. De oorzaak is niet een tekort aan energie maar vooral een te groot verbruik ervan. Een economisch model dat uitgaat van constante groei is gedoemd om altijd in de weg staan van een duurzame samenleving en daarop volgend energiehuishouding.
Minder produceren hoeft daarom niet altijd te zeggen dat we slechter hoeven te gaan leven, we dienen vooral ook opnieuw lokaal te gaan produceren en stoppen met de massa import van zaken die we zelf ook perfect kunnen produceren.
Dat we in het Westen meestal in maart al de natuurlijke rijkdommen van de aarde hebben opgebruikt is vreemd genoeg geen centraal thema bij de diverse klimaattoppen. Dat Greta Thunberg niet naar de klimaattop gaat van Egypte is ook zeer begrijpelijk vanuit haar standpunt daar zij vindt dat deze bijeenkomsten vooral als profilering gebruikt worden en veel te weinig tastbare resultaten opleveren.
Europa en zijn lidstaten moeten het voorbeeld geven aan de rest van de wereld en tegelijkertijd de import(en export) van goederen gaan belasten met een CO2 belasting. Met de recente bevestiging van de Verenigde Naties dat het terugdringen van onze ecologische voetafdruk als mensheid veel te langzaam gaat is de noodzaak tot systeem verandering groter dan ooit.
Dichter bij huis is het ook duidelijk dat de intensieve manier van landbouw bedrijven in de Benelux allang over zijn grenzen heen is gegaan, dit is zeker niet alleen de schuld van de landbouw zelf maar eerder van zijn klanten. De race naar de prijsbodem en spreekwoordelijke kiloknallers speelt al decennia en hierdoor werden landbouwers genoodzaakt om steeds grootschaliger en intensiever te werk te gaan. Dat we in de Benelux zowat de grootste exporteur van vlees en frieten in de wereld zijn geworden is niet normaal en vooral niet gewenst. Produceren voor je eigen behoefte plus een kleine export naar hoofdzakelijk omringende landen is meer dan genoeg, maar geef de landbouw dan wel de prijs waar ze recht op heeft.
De vervuiling van onze oppervlakte wateren in de Benelux is inderdaad wraakroepend en gaat tot op de dag van vandaag vrolijk door, nitraat is een groot probleem en dient aangepakt te worden maar dat geldt evenzeer voor PFOS vervuiling. Dat bijvoorbeeld een specifiek bedrijf in de Antwerpse haven nog steeds mag produceren en dus verder vervuilen bewijst dat er geen enkel besef is van hoogdringendheid. Men dient harde keuzes te maken en ook voor te stellen, of men produceert duurzaam zonder te vervuilen of men produceert niet. Een tussenweg is er niet, hoogstens een overgang periode van bijvoorbeeld maximum vijf tot tien jaar.
De tijd van eenvoudige oplossingen of met andere woorden het laag hangende fruit is voorbij, de samenleving dient volledig voor kwaliteit te gaan en zo snel als mogelijk afscheid te nemen van massa consumptie. Benieuwd wanneer het Westen het punt bereikt dat ze niet meer van de planeet neemt dan dat deze kan geven op jaarbasis.