De uitbouw van een fossielvrije energiehuishouding gaat het uiterste van ons allen vergen. Het pleidooi dat subsidie dient om fossiele elektriciteitscentrales ‘standby’ te houden is een mogelijke weg voorwaarts om ervoor te zorgen dat tijdens een transitiefase er steeds genoeg reservecapaciteit is voor momenten dat zon en wind en hun opslag niet voldoende voorradig zijn.
De volgende vraag die men zich wel moet stellen: hoelang gaan we dergelijke ondersteuning in stand houden? Want het woord transitie wordt te pas en te onpas gebruikt. Transitie staat vaak voor meer van hetzelfde en het vooral zo lang mogelijk in stand houden. Dergelijke subsidie voor bijvoorbeeld kolencentrales mag eigenlijk nooit overwogen worden, gezien hun massale CO2-uitstoot. Maar ook bestaande gascentrales bieden geen totaaloplossing, omdat we er te weinig hebben.
Nieuwe gascentrales bouwen – die enkel dienen als backup – zal wellicht nodig zijn. Dat is een taak voor de overheid: het is geen goed idee dat ze in handen van buitenlandse privébedrijven zitten, want hun aandeelhouders verwachten terecht een voldoende rendement.
In 2009 werden wind- en zonne-energie nog gezien als onbelangrijk. Men keek vaak meewarig naar de kleine windmolenparken op land en beschouwde het als geitenwollensokkenwerk. Door deze houding kwam men zeer laat tot het inzicht dat deze vormen van elektriciteitsproductie wel eens centraal zou kunnen komen te staan.
Ook nu weer reageert men meewarig op de komst van nieuwe componenten in de duurzame energiewaardeketen. Blauwe, roze en groene waterstof worden bekeken als een randfenomeen en de kritiek dat er veel subsidie in moet is koren op de molen van degenen die tegen verandering zijn. Men vergeet al heel snel dat ook zonne- en windenergie vele honderden miljarden euro’s subsidie hebben opgeslorpt, in combinatie met een zeer hoge investeringskost in de beginfase. Het rendement van zonneparken in Nederland wordt tot op vandaag nog steeds gesubsidieerd, ook al is het gebruik van de in beslag genomen capaciteit eerder onbeduidend.
De 950 vollast zonne-uren per jaar die een zonnepark opleveren zijn bescheiden als je weet dat er 8.760 uren in een jaar zijn. Dé vraag is echter niet welke technologie we inzetten, maar wel hoe we naar een maatschappij evolueren waar energie geen grote negatieve gevolgen heeft voor de planeet. Was het doel niet broeikasgassen reduceren in plaats van groene stroom groei op zich?
Een andere meer zorgelijke vaststelling is dat overheden de verduurzaming van onze energiehuishouding en bij uitbreiding de samenleving nog steeds als een keuze zien, één waar je kunt zeggen “Nu even niet” of “Laat ons wat langzamer gaan”. In vele landen worden nog steeds vergunningen afgeleverd om nieuwe gas- of olievelden aan te boren op een moment dat de wereld begint te kraken onder de klimaatverandering. Of we verdrinken in waterbommen of we komen om van de hitte. Beide zijn een teken dat het klimaat op hol is geslagen.
Eigenlijk zeggen de overheden: “Wij willen wel verduurzamen en weg van fossiel, maar onze economie moet gebaseerd blijven op hetzelfde model van steeds meer consumptie”. Deze kortetermijnvisie heeft echter dramatische gevolgen voor de generaties na ons. Zij zullen de volle impact ondergaan en geen enkele keuze meer hebben.
Enkele voorbeelden van keuzes die vandaag kunnen gemaakt worden. Vliegen is soms een noodzaak, maar geen recht: vakantievluchten binnen Europa dienen eigenlijk allemaal verboden te worden. De veestapel moeten we per direct halveren, fabrikanten moeten hun verantwoordelijkheid opnemen voor de volledige levenscyclus van hun producten zodat de échte prijs, ,inclusief recyclage of opruimen, wordt aangerekend. Bloemen uit de veiling in Aalsmeer de wereld laten rondvliegen is onzinnig. De lijst is schier eindeloos.
Verduurzaming betekent veel meer dan technische oplossingen zoeken om steenkool, aardolie en aardgas definitief in het museum te laten plaatsnemen. Het wil ook zeggen dat we bij alle producten en diensten bekijken of ze het vermogen van onze planeet niet overbelasten.